Monday, July 13, 2009

Poem In Dutch

Het Beitel


Lucifers
verlichten in die bodem
van beide haar schelp blauw ogen
verandert haar gezicht in vorst
onder haar ijzig voorhoofd.

Schaduwen van en vloed
weergalmd oop mijn borst kaas.
Ik ben naar een bakkerij gewandelt.
Zij geeft geen blijk en zwigte.

Wanneer om het net te ontvluchten
de vis spartelen, de stroom golve.

Haar vader vraagt mij,
heeft de politie je al gevangen?
Hij zingt luid met de radio med
en zwaait med en hamer in mijn cafe.

Een been slibberet onder een been
en zij geeft geboorte an een orchidee.

Mancheten tot op de draad versleten
wat roodgerverfd haar, zij bakt.
Zilver naam weg kartonnen dosen.
Zes, haar vleugel halsband wegloopt.

In de cafe tegen over het bakkerij
mijn buik huilde Januari.
Zij slaat af als of zij komt binnen
maar om zes, af naar de hoek.

Oranje gripte een gutsen lucht
en overvallte in gegooite anloop.

Gestoten, ik heb haar wens gewonnen,
zijde, bezinning en longen,
de vijf katten van haar liefde
war niet genoeg haar te winnen.

Uit van daarbinnen een sidderen
dauw vervliegt in nevel en zweeft.

De duiker vliegt verder dann de sprong
draaite zich al wakker, bibberen,
en wordt haar ziel die neerkijk
een roze cirkel an elken wang.